Salut,
Normaal slaap ik als een roos, tot ongeveer 8 uur.
Vannacht veel eerder wakker , rond 4 uur en kon de slaap maar weer moeilijk vatten. In je hoofd schieten allerlei dingen voorbij, je begrijpt niet waarom juist op dat tijdstip de meest onzinnige dingen langskomen.
Maar, wat toch wel aardig was, langzaam gleden mijn gedachten naar mijn jongste jeugd en kwamen allerlei herinneringen uit die tijd, soms nog scherp, naar boven!
Het leek mij leuk, vooral voor mijn kleinkinderen, om op basis hiervan een beetje een beeld van mijn jongste jeugd te schetsen.
Het betreft vooral de periode van 1948 tot ongeveer 1963,mijn jeugd in Laren. Oudste zoon, daarna “broertje” en Ria. In 1956 kwam “Jantje “ daar nog bij.
Mijn vader had een ( voor die tijd) redelijk grote boerderij, midden in het dorp, gemengd bedrijf, met grasland ( als erfgooier) in Blaricum, Eemnes, Bussum en akkerbouw ( rogge, haver, aardappelen en knollen) aan de randen van Laren. Naast het echte boerenwerk, dus ook veel gereis!
Ik herinner mij hem uit die tijd als een hardwerkende man, van vroeg tot laat bezig en niet zoveel tijd voor zijn jonge gezin. Kon ook best wel een driftig mannetje zijn. Ik herinner mij dat we een arbeidershuisje naast onze boerderij hadden gekocht. Het stond leeg om te worden afgebroken. Ineens zien we dat 2 mannen de koperen leidingen in het huisje aan het slopen waren! Papa, lag zijn middagdutje te doen, moest je überhaupt niet voor zorgen dat hij eerder wakker werd, maar wij naar hem en zeggen over die mannen. Nou, als een dolle heeft hij ze gegrepen. Later hoorden we van de politie, dat ze doodsangsten hadden uitgestaan voor die boer en zijn schoppen.
Mama was de centrale figuur in het gezin, warm, gezellig en druk om het gezin gaande te houden.
Tegenover ons woonden Opa en oma “Lingen”( Van der Lingen), een hele lieve man en een dominant vrouwtje, die opa altijd dwingend aansprak met: “” Mannie, dit of dat moet je gaan doen!””Altijd mannie!
Opa was een lieve zachte man, altijd opgewekt, en veelal met een dikke sigaar. Ik besef nu dat hij eigenlijk een ware kunstenaar was: hij maakte de mooiste “glas-in-lood” ramen, waarnaar je nu nog met bewondering en respect kijkt.
Hij kreeg tekeningen/schetsen van Piet Mondriaan!, waarin de afbeelding, de glas-in-lood vormen en kleuren waren aangegeven. Opa ging dan in zijn knusse, rommelige werkplaaats aan de gang om dit ontwerp in glas te snijden, in lood te zetten en daarvan een prachtig werkstuk te maken. In die omgeving, Laren Blaricum , woonden ook toen al de “high sociëteit”, die in hun villa’s graag deze kunst wilden hebben. Ook maakte hij ramen voor kerken etc.
Als kleine jongen ging je , na school, graag effe naar zijn werkplaats, gezellig, spelen met glas, kijken naar het lood smelten en lood trekken en toekijken wat hij maakte. Opa had geen rijbewijs en als een glas-in-lood raam klaar was, werd het in een houten staande kist geplaatst met stro erom heen, op de trapper van zijn fiets gezet en lopend naar de betreffende locatie gebracht. Ik herinner mij dat ik meerdere keren met hem mee moest om te helpen duwen etc.
Zoals in een Katholiek gezin hoorde, ging ik naar de RK Aloisius Broederschool in het dorp.
Broeders in habijt gaven er les, zoals broeder Hermanus, Gerardus en Hubertus ( in klas 7). Daarnaast nog een enkele leken onderwijzer. Een keer trok meneer Van Weesp bijna mijn oor van het hoofd. Toen Pa dat zag en hoorde ging hij als een wildeman naar de broeders en heeft de meester nog net in leven gelaten.
Sommige jongens in mijn klas waren misdienaar, hoe zij geselecteerd werden weet ik niet. Maar het was toch een beetje een bijzonderheid. Voor elke mis in de kerk, zondags en ook door de week bij uitvaart of huwelijk, moesten zij dan tijdens schooltijd “ optreden” als misdienaar!
Ze moesten ook Latijnse liturgieën kennen en die uitspreken tijdens de mis!
Ik denk in de 6e klas gingen we regelmatig, klasgewijs, naar de kerk waar we dan ieder moesten biechten. In de biechtstoel moest je dan je “zonden” bekennen en dat was als naïef jongetje best lastig: wat heb ik gezondigd? Ik kon veeal niets ergers bedenken als :” Eerwaarde, ik heb een paar keer gevloekt” en ook “wel eens niet aardig gedaan tegen mijn broertjes/zusje.”
De boetedoening om deze zonden te vergeven, was dan het bidden van de Rozenkrans, een gebedsketting met 5 grote kralen en 50 kleine kralen. Dus 5 x dan het “onze vader” gebed en 50 x het “weesgegroet” gebed bidden, alsook een Oefening van Berouw!
En als iedereen gebiecht had, gingen we vroom en zonder zonden weer naar school! Kom daar nu nog maar eens mee.
Zondag’s natuurlijk naar de kerk. Als jeugd moest je dan op speciale banken terzijde van het altaar zitten. Soms waren we dan zo luidruchtig, saaie mis, dat we te luidruchtig zaten te klieren. Eenmaal is het mij zodoende gebeurd dat de dienstdoende priester de mis onderbrak, mij van de zijkant ophaalde en recht voor het altaar op mijn knieën neerzette en dit voor een volle kerkgemeenschap. Nog wat ouder ging je bij voorkeur achter in de kerk zitte en slipte je er stiekem voortijd uit!
Ria zat dus op de zustersschool, streng gescheiden van de naast gelegen broederschool. Die zusters waren niet de makkelijkste. Ik herinner mij dat Ria, die thuis aardappelen moest schillen, niet zo schone nagels had en door zo’n liefdezuster werd getreiterd en gepest!
Ik had als taak ‘s morgens havermoutsepap voor ieder te maken!
Markante personen of functionarissen waren er zeker ook.
Als er iemand in de buurt was overleden kwam de “leedaanzegger” aan de deur,een man in het zwart met trossen en een hoge hoed en die op plechtige toon vanaf een papier voorlas wie er dood was. Daarna naar de volgende buur.
Oom Kees was getrouwd met een zus van oma Lingen en had een bakkerij. ‘s’Morgens in zijn bakkerijtje brood bakken en vervolgens met een fiets met voorop een rieten mand van wel een halve meter vol met brood naar zijn klanten.
Als je boodschappen moest halen bij de buurtkruidenier, werden de boodschappen opgeschreven in het kasboek en te zijner tijd betaald.
Een keer in de maand werd door een bestuurslid van de melkfabriek, cash het melkgeld aan huis gebracht en was zodoende een beetje een autoriteit, voor de kenners was dit Jan Bon, vader van Lies en Gerard.
De boerengemeenschap in Laren was een hechte club. Laren was nog best een boerendorp. Gezamenlijk hadden ze een Boerenbond, een soort coöperatie, die beschikte over de duurdere, gezamenlijk aangeschafte landbouwwerktuigen.
Bij verjaardagen kwamen ook vele bevriende boeren op visite. Lange tafels werden neergezet, een wit laken erover en daarop meerdere glazen, gevuld met sigaretten en sigaren!
Ook als jonge kinderen, moesten we bij de pieken in het boerenseizoen meehelpen: aardappels rooien, knollen plukken, vee van het land naar de boerderij begeleiden en het was normaal dat je dan niet naar school hoefde.
Vooral knollen plukken was een crime, alhoewel ik er nu met een glimlach op terugkijk.
De koeien op stal, dus herfst, koud en nat, en dan elke dag, na schooltijd, samen pa en broertje met een platte wagen naar het knollenland en met de hand knollen plukken, voldoende voor het voeren van de koeien. En koud dat het was, althans in mijn herinnering.
Ik stop nu effe met deze herinneringen. Ik merk wel dat ik er zelf ook wel plezier in heb deze herinneringen naar boven te halen. Misschien een volgende keer meer?
PS. Dank voor de tip voor de serie” the Sinner”, mooi geloofwaardig verhaal, spannend plot en uitstekende hoofdrolspelers. Kijken en gegarandeerd kijkplezier.
Uw Scribent, Wim A Smit?